De Heup
Botten
In het heupgewricht komen het dijbeen (femur) en het bekken bij elkaar. Het heupgewricht is een zogenaamd kogelgewricht. De bovenkant van het dijbeen is bolvormig, en heet daarom de “dijbeenkop”. Deze kop valt in een holte van het bekken, de heupkom. Het heupgewricht is het grootste dragende gewricht van het lichaam. Dit gewricht is een typisch “bol en kom” gewricht waarbij de bol of de heupkop zich diep in de pan van het bekken bevindt. Er is normaal gezien een perfecte pasvorm tussen bol en kom, zodat de heel grote krachten die op de heup inwerken (staan, lopen, springen) over een zo groot mogelijk oppervlak verdeeld worden.
Gewrichtsbanden
De dijbeenkop wordt in de heupkom op zijn plaats gehouden door sterke gewrichtsbanden (ligamentum), die het hele gewricht bedekken. De banden bestaan uit lagen sterk bindweefsel. Deze constructie heet het ‘gewrichtskapsel’. Gewrichtsbanden van de heupgewrichten zijn uitermate sterk.
Kraakbeen
De dijbeenkop is bedekt met een gladde laag zacht wit weefsel, het kraakbeen. Ook de heupkom is bedekt met kraakbeen. Dit kraakbeen vormt een soort kussentje in het gewricht, waardoor de beenderen makkelijk en met een minimum aan wrijving over elkaar kunnen bewegen. De laag kraakbeen van de beide delen van de heup zorgt ervoor dat het gewricht soepel en pijnloos kan bewegen.
Spieren
Het heupgewricht is dankzij de spieren en pezen eromheen een zeer sterk, soepel en stabiel gewricht. De spieren (= musculus) die voor het bewegen van het heupgewricht zorgen kunnen onderverdeeld worden in 2 groepen: spieren die aan de voorzijde en spieren die aan de achterzijde van het heupgewricht liggen. De spieren die aan de voorzijde van het heupgewricht liggen, buigen het heupgewricht. De spieren die aan de achterzijde van het heupgewricht liggen kunnen worden onderscheiden in: de oppervlakkige spieren, de zogenaamde bilspieren, die het heupgewricht strekken, afvoeren en naar binnen draaien en de diepe spieren, die het heupgewricht naar buiten draaien. Daarnaast zijn er nog spieren aan de binnenzijde en buitenzijde van het bovenbeen die zorgen voor het bewegen van de heup.
Slijmbeurs
De slijmbeurs (bursa) is een dunwandige holte die gevuld is met dezelfde stroperige vloeistof als het gewrichtsvocht. Slijmbeurzen zitten op plaatsen die aan wrijving onderhevig zijn: tussen bot en huid, tussen pees en huid en tussen pees en een botstuk. De belangrijkste slijmbeurs ter hoogte van het heupgewricht is de bursa welke gelegen is tussen de grote bilspier en de buitenzijde van het dijbeen. Dit is het gedeelte waar men op ligt als men op de zij ligt.
De lies is een verzamelnaam voor de regio aan de voorzijde van de heup, lopend tot aan de binnenzijde van het bovenbeen. In dit gebied lopen diverse spieren, pezen, banden en andere structuren door en langs elkaar heen om zo een goede functie van de heup te garanderen. Dit is noodzakelijk omdat er bij elke beweging grote krachten op de lies komen te staan.
Klachten aan de lies komen veelvuldig voor afhankelijk van de sport (bijvoorbeeld: voetbal: tussen 20% en 40%, tennis: tussen 10% en 24 % en turnen: tussen 4% en 8%).
Globaal zijn er 2 oorzaken voor pijn in de lies aan te geven:
- acute liesklachten
- chronische liesklachten
Acute liesklachten worden meestal door de huisarts gezien en herstellen vanzelf, zodat men weer kan functioneren op normaal nivo.
Chronische liesklachten zijn klachten die langer dan 6 weken bestaan en vrijwel zonder aanwijsbare oorzaak. De klachten komen langzaam opzetten en verdwijnen in rust, maar treden weer op bij activiteiten (sprinten, springen en soms al bij wandelen). Ook kan het zijn dat de klachten begonnen zijn als acute liesklachten maar niet hersteld zijn binnen 6 weken.
De liesklachten beperken de sporter in het uitvoeren van zijn of haar sport, aangezien bepaalde onderdelen van de sport niet (zonder pijn) gedaan kunnen worden.
Hoe ontstaat een chronische liesblessure?
Een chronische liesblessure kan op 2 manieren ontstaan:
- een acute liesblessure die niet hersteld binnen 6 weken.
- of een langdurige en/of ongewone kracht op de liesregio.
In beide gevallen ligt de oorzaak van het bestaan van de klacht vaak niet in de lies zelf, zoals dat bij acute liesklachten vaak wel ligt.
De oorzaak van de klachten bij chronische liesproblematiek ligt vaak in een verkeerd bewegingspatroon van de lage rug en/of het bekken en/of een zwakte van de schuine/rechte buikspieren. Het kan zijn dat de beweging niet goed gestuurd wordt of dat er teveel of te weinig beweeglijkheid in deze regio zit. Hierdoor worden tijdens het bewegen de structuren in de liesregio anders belast als bedoeld. Er komt op de pezen en spieren van de liesregio te veel kracht te staan, waardoor uiteindelijk klachten ontstaan.
Het is daarom zaak om bij deze klachten nader onderzoek te doen naar de lage rug en het bekken. De fysiotherapeut is wat dat betreft de specialist om de gehele bewegingsketen te onderzoeken en te beoordelen.
Wanneer blijkt dat de klachten voortkomen uit een verminderde stabiliteit zal de fysiotherapeut voorstellen om een programma te volgen om de stabiliteit te verbeteren, wat onder andere bestaat uit buik- en rugspieroefeningen. Komen de klachten voort uit een te weinig aan beweging in de lage rug of het bekken, dan zal eerst deze beweeglijkheid verbeterd moeten worden met een lokale behandeling en huiswerkoefeningen.
Hierna zal de fysiotherapie gericht zijn op het verbeteren en onderhouden van de basiseigenschappen van de spieren: uithoudingsvermogen, lenigheid, kracht, coördinatie en snelheid.
Als deze basiseigenschappen op orde zijn, kan er weer begonnen worden met het trainen van sportspecifieke vaardigheden en/of activiteiten. Daarbij blijft het wel van belang om de basisvaardigheden te onderhouden middels rekoefeningen en oefeningen voor de mobiliteit van de lage rug en bekken.
Als ook de afzonderlijke sportspecifieke vaardigheden getraind zijn en weer op voldoende niveau zijn, dan pas is een terugkeer in de sport aan de orde. Begin je eerder weer met sporten, dan heb je grote kans dat je blessure weer in alle hevigheid terug kan komen.