De Pols
De hand is samengesteld uit een groot aantal beenderen, spieren, pezen en ligamenten die een zeer ruime beweeglijkheid toelaten en een relatief grote kracht kunnen ontwikkelen.
Botten
Er zijn drie soorten beenderen in de hand:
- De falangen: er zijn er 14 in totaal, deze beentjes worden gevonden in de vingers zelf. Iedere vinger heeft er drie: het proximale, mediale en het distale. De duim echter heeft er maar twee!
- De metacarpalen: daarvan zijn er vijf, ze vormen de middenhand.
- De carpale beenderen: dat zijn de 8 beentjes die de pols vormen. Deze beentjes staan langs de ene zijde in verbinding met de metacarpalen en aan de andere kant met de onderarmbeenderen, het spaakbeen (radius) en de ellepijp (ulna).
Spieren
Spieren zijn structuren die samentrekken en ontspannen, dit laat toe dat de beenderen in de hand kunnen bewegen ten opzichte van elkaar.
Pezen
De pezen zijn de structuren die uit de spier ontstaan en vervolgens op en in de botuiteinden gaan vasthechten, ze zorgen voor een stevige overgang tussen het spierweefsel en het bot.
Banden
De ligamenten (gewrichtsbanden) en de bindweefselstructuren zorgen voor een verbinding tussen de verschillende beenderen onderling.
Het carpale tunnel syndroom ontstaat doordat een zenuw (de middelste armzenuw, nervus medianus) ter plaatse van de pols bekneld raakt. Deze zenuw verloopt van de onderarm naar de handpalm via een tunnel die wordt gevormd door de handwortelbeentjes en een stevig peesblad (de dwarse polsband) aan de handpalmzijde van de pols. Door die tunnel lopen ook de buigpezen van de vingers. De beknelling van de zenuw ontstaat door zwelling van het bindweefsel, waardoor de druk in de tunnel toeneemt.
De klachten van het carpale tunnel syndroom zijn over het algemeen vrij karakteristiek, en komen het meest voor bij vrouwen. Ze bestaan vaak uit een doof en tintelend gevoel aan de binnenkant van de hand, die uitstraalt naar de eerste drie of vier vingers van de hand. Dit zijn precies de vingers die door de beknelde zenuw verzorgd worden. Soms wordt door patiënten in alle vingers, dus inclusief de pink, een doof gevoel aangegeven; tevens is er soms een uitstralende pijn vanuit de binnenzijde van de hand, via de elleboogregio, naar de bovenarm en de schouder.
Behalve een doof en tintelend gevoel kunnen ook optreden: een prikkelend en pijnlijk gevoel in de vingers en in de hand, een gevoel alsof de hand opgezwollen is en krachtsverlies in uw hand waardoor u zomaar dingen kunt laten vallen.
Het carpale tunnel syndroom manifesteert zich veelal spontaan. Soms worden de klachten erger als de betreffende hand veelvuldig wordt gebruikt, zoals bij autorijden, fietsen, lezen of wringen. Soms kan het carpale tunnel syndroom zich voordoen in beide handen (vrijwel gelijktijdig, maar vaak na elkaar). Indien het carpale tunnel syndroom al langere tijd bestaat, dan kan er soms sprake zijn van krachtsverlies in de vingers. Nachtelijke klachten komen zeer veel voor. Patiënten geven aan dat ze er wakker van worden en dan met de hand bewegingen moeten maken om de klachten te laten verdwijnen. Ook bij het ontwaken in de ochtend doet dit zich voor.
Het carpale tunnel syndroom wordt veroorzaakt door beknelling van de middelste handzenuw ten gevolge van zwelling van de omliggende spierpezen in de hand. Dit kan het gevolg zijn van veelvuldige en herhaaldelijke bewegingen van de hand. Ook zwangerschap, overgewicht en suikerziekte zijn bekende risicofactoren voor het ontwikkelen van het carpale tunnel syndroom. Ook kunnen de klachten aan het begin van de overgang optreden.
De activiteiten die verantwoordelijk zijn voor uw CTS moeten aangepast of mogelijk gestopt worden.
Vermijd repetitieve/ herhaalde bewegingen van de hand en de pols, overdreven veel kracht zetten op de hand en pols, en extreme posities van de pols.